e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op steigerhoogte op steigerhoogte: op štījǝrhyǝx˱dǝ (Bleijerheide) Gezegd van metselwerk dat zover is gevorderd, dat men gebruik moet gaan maken van een steiger of de bestaande steiger moet gaan verhogen. [N 31, 46b; monogr.] II-9
opbakken opbakken: opbakǝ (Bleijerheide) In N 29, 79b werd gevraagd naar de wijze waarop men oud brood opbakte. De antwoorden op deze vraag zijn verwerkt in deze semantische toelichting. Een veel voorkomende methode van opbakken is het brood nat maken met b.v een borstel. Vervolgens wordt het in de oven gelegd totdat het doorwarmd is. Dit duurt zo''n 5 à 10 minuten. Men kan het brood ook opstomen. Als de oven tamelijk warm is, gooit men er een pot water in. Het water verdampt en het brood zet men 5 à 10 minuten in de oven. Men kan het brood ook v√≥√≥r of na het gewone bakken, wanneer de oven niet zo heet is, in de oven leggen gedurende tien minuten. Na het eruithalen legt men het brood onder een doek, zodat men de warmte en de wasem erin laat dringen.' [N 29, 97a; N 29, 97b; monogr.] II-1
opbollen opmaken: opmāxǝ (Bleijerheide), rollen: rǫlǝ (Bleijerheide) De afgewogen deegstukken opbollen. Het opbollen dient om een mooie ronde bol te verkrijgen, waardoor het vormen van het brood veel gemakkelijker kan geschieden, dan wanneer men dit van het direct afgewogen stuk moet doen (Schoep blz. 99). Verder dient het om de fijnheid van rijs te be√Ønvloeden en de kleefstof soepeler te maken. Het opbollen kan met de hand of machinaal plaatsvinden. [N 29, 34; N 29, 30b; monogr.] II-1
opbraak aufbrok: awfbrox (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), opbrok: opbrox (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), ophouw: ophǫ.w (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]) Een blinde schacht die in opwaartse richting wordt gedreven. De invuller uit L 417 merkt daarover voor de mijnen in Zwartberg en Waterschei op dat een opbraak en een neerbraak (zie het lemma Neebraak) een "beurkê", d.w.z. een blinde schacht, in opbouw zijn. [N 95, 183; N 95, 78; monogr.; Vwo 206; Vwo 567] II-5
opbrengst van een aardappelstruik struik: štrūx (Bleijerheide) Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19] I-5
opdekwerk opdek: op˱dęk (Bleijerheide) Het gedeelte van de raamvleugel of deur dat ter voorkoming van tocht over de kozijnstijl heen ligt. [N 55, 13] II-9
open kant open kant: oafǝ kaŋk (Bleijerheide), open rand: oafǝ raŋk (Bleijerheide) De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen. Zie afb. 44. [N 60, 105a] II-10
open kant [wld ii.10, p. 44] open kant: oafe kank (Bleijerheide), open rand: oafe rank (Bleijerheide) De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen? (open kant?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3
open ruimte in de opvulling blindslag: bleŋkšlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), laafbuil: lāfbyl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Open plek in de opvulling van ontkoolde ruimten. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.] II-5
openbare verkoop uitroepen (ww.): [ww.?, rk]  oes-roffe (Bleijerheide), verkoop: enne verkoop (Bleijerheide) openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)] III-3-1