e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optassen, vouwen laden: lānǝ (Bleijerheide) Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6] I-3
optoppen, oplangen steigerpalen verlengen: štījǝrpø̜̄l vǝrlęŋǝ (Bleijerheide) De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.] II-9
optopper verlengpaal: vǝrlęŋpǫal (Bleijerheide  [(meervoud: vǝrlęŋpø̜̄l)]  ) Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b] II-9
optrede optrede: optret (Bleijerheide) De verticale afstand tussen de bovenvlakken van twee elkaar opvolgende treden van een trap. Zie ook afb. 68a. [N 55, 89d] II-9
optuigen gescheer aandoen: jǝšīr āduǝ (Bleijerheide) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opvangen (een) spits voorpalen: špets vȳrpø̜̄ǝlǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), (een) spits voorpfanden: špets vȳrpfɛndǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), (een) spits voorspannen: špets vȳršpanǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), (een) steenhout voortrekken: štēhōts vȳrtrɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), aanbouwen: ābǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), een plat voorbouwen: ē plat vȳrbǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ondervangen: oŋǝrvaŋǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), ophouden: opha.wǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), opvangen: opva.ŋǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]) Loszittende gesteentelagen in het dak niet wegnemen, maar ondersteunen. Het woordtype "(een) spits voortrekken" (L 374, L 426, L 433, Q 15, Q 21, Q 113) duidt een manier van ondersteunen aan waarbij men een halfhout met het ene uiteinde op de bestaande ondersteuning bevestigt en onder het andere einde een stijl plaatst. [N 95, 899; N 95, 892; N 95, 367; monogr.; N 95, 575; Vwo 2; Vwo 471] II-5
opvoeden, grootbrengen grootbrengen: jroeës’bringe (Bleijerheide), groottrekken: jroeës’trekke (Bleijerheide) grootbrengen III-2-2
opvuldienst blaasschicht: bloǝsšix (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), vulschicht: vølšix (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vø̜lšix (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) In Nederland de dienst, in Belgiē de post die zorgt voor het opvullen van het ontgonnen pand. [N 95, 546; monogr.; Vwo 846; Vwo 850] II-5
opvullat strijklijst: štrīxlī.st (Bleijerheide) Lat die de sponning opvult waarin het raam schuift en die het mogelijk maakt het raam uit te lichten en terug te plaatsen. [N 55, 50] II-9
opvullatten opvullatten: op˲vøllatsǝ (Bleijerheide) De latjes op de randen van de schuifdeuren die voorkomen dat de verf wordt beschadigd bij het openen en sluiten. [N 55, 32d] II-9