e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rouwsluier aan een hoed sluier: sjlei-er (Bleijerheide) rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)] III-2-2
roven roven: rōvǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stijlen trekken: štilǝ trɛkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De ondersteuningen wegnemen uit het ontkoolde pand. Met de term "snoeien" duidt men volgens de invullers uit Q 15 en Q 113 op respectievelijk de mijnen Maurits en de Emma het geheel of gedeeltelijk doorsteken van houten stijlen aan. [N 95, 568; N 95, 544; N 95, 571; N 95, 355; monogr.] II-5
rover rover: rø̄vǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Mijnwerker die de ondersteuningen uit het ontkoolde pand verwijdert. Men noemt ze "rovers" omdat ze de stutten wegnemen of roven alhoewel ze hun "buit" in het pand nevens de transportinstallaties achterlaten ter beschikking van de houwers van de volgende ploeg. De benaming "mannetjesklopper" halen ze uit het feit dat ze de spie van de metalen schuifstempels - waarin men met wat verbeelding het silhouet van een ijzeren "mannetje" kan vinden - met een lange hamer uit haar slot kloppen, waardoor de stempel ineenschuift (Defoin pag. 101). [N 95, 569; monogr.; Vwo 269; Vwo 385; Vwo 390; Vwo 500; Vwo 672; Vwo 719] II-5
roze (kleur) roza: roz⁄za (Bleijerheide), ro⁄za (Bleijerheide) roze (kleur) III-4-4
rozenblad rozenblad: roeë’zeblad (Bleijerheide) rozeblad III-2-1
rozenbottel bottel: bót’tel (Bleijerheide) rozebottel III-4-3
rozijn rozijn: rozieng’ (Bleijerheide) rozijn III-2-3
rozijnenbrood rozijnenweg: reziengewek (Bleijerheide), rozieng’ewek (Bleijerheide) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] || rozijnenbrood III-2-3
rubber transportband gummiband: jumibant (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]) Transportband, vervaardigd uit rubber. [N 95, 644; monogr.] II-5
rug rug: ruk (Bleijerheide), rùk (Bleijerheide) rug [DC 01 (1931)] III-1-1