e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaven met de vandiktebank op breedte hobeln: op˱ bręjdǝ hubǝlǝ (Bleijerheide), op dikte hobeln: op˱ dek˱dǝ hubǝlǝ (Bleijerheide) Een stuk hout bewerken met de vandiktebank. Het onder A geplaatste begrip is een benaming voor de bewerking in het algemeen, ongeacht de positie van het te bewerken hout in de machine. Onder B zijn de termen opgenomen die het gelijkschaven van de grootste vlakken van het werkstuk betreffen; het krijgt zo dus zijn gewenste dikte. Onder C zijn de benamingen bijeengeplaatst die betrekking hebben op het schaven van de smalle kanten van het werkstuk, dat op deze wijze zijn juiste breedte krijgt. [N 53, 108a-b] II-12
schaven met de voorloper het rouwe vortschrobben: ǝt rǫwǝ vutšrubǝ (Bleijerheide) Hout ruw afschaven met de voorloper. [N 53, 92; monogr.] II-12
schaver uithobeler: ūshubǝlǝr (Bleijerheide) De man die de schaaf of de schaafmachine bedient. [N 55, 175a] II-12
schede schede: sjei (Bleijerheide) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
schede van de koe schede: sxɛi̯ (Bleijerheide) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheen scheen: sjīēən (Bleijerheide), šiən (Bleijerheide) scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheenbeschermer scheenbreder: šiǝnbrēǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Bescherming voor het scheenbeen. Het dragen van deze beenkappen kan worden voorgeschreven in dikke lagen, in steile pijlers, bij het werken aan steendammen en bij het nabreken. [N 95, 885] II-5
schelm schelm: sjelm (Bleijerheide) schelm III-1-4
schelpkalk mosselkalk: mošǝlkalǝk (Bleijerheide), schelpkalk: šɛlǝpkalǝk (Bleijerheide) Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a] II-9
schelvis roh-esser: ro-esser (Bleijerheide) schelvis, gerookte III-2-3