e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sinaasappel appelsien: appeltsien’ (Bleijerheide) sinaasappel III-2-3
singel buikriem: būxrēm (Bleijerheide), zadelsriem: zālsrēm (Bleijerheide) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
singel voor de paardedeken dekengord: dękǝjūrt (Bleijerheide), singel: seŋǝl (Bleijerheide) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10
sint-crispinus en sint-crispinianus sint-crispijn: sint-crispijn (Bleijerheide) De patroonheiligen van de schoenmakers. Canter zegt op pag. 29: "In de derde eeuw, in de tijd dat in het laat Romeinse Rijk het Christendom gepredikt werd en "het bloed der martelaren het zaad der kerk" werd, trokken twee aanzienlijke Romeinse jonge mannen, twee broers genaamd Crispinus en Crispinianus, naar het Noorden om getuigenis af te leggen van hun geloof en de zegen van het Christendom, die zij zelf dankbaar ontvingen, aan anderen mede te delen. Om in hun onderhoud te voorzien oefenden zijn het schoenmakersvak uit, en deden dat goed. Zij vestigden zich in Soissons in Noord-Frankrijk; overdag bewerkte Crispinianus het leer, Crispinus maakte er schoenen van (het omgekeerde leest men ook); tegelijk predikten zij hun nieuwe geloof aan de velen, die naar hun bezielend woord kwamen luisteren. s Nachts maakten ze gratis schoenen voor de armen en zó groot was de ijver van Crispinus hiervoor, dat hij zelfs leer stal om meer schoenen ten kunnen wegschenken. Nu nog noemt men een weldaad ten koste van anderen een "crispinade". Maar toen de Romeinse keizer Maxentius van hen hoorde, gaf hij zijn hoofdman Rictius Varus bevel de beide broeders te laten arresteren. Iedere poging hen het Christendom te doen afzweren mislukte en met een molensteen om de hals gebonden gooide men hen in het water. Door een wonder verdronken ze niet; de wrede Romeinen kookten hen eerst in een ketel lood, daarna in gloeiende olie, maar een engel haalde hen er uit. Toen eindelijk op 7 November 287 werden ze onthoofd even buiten Soissons in de vallei, die nu nog hun naam draagt. Men beeldt hen dan ook af met als attributen: een schoen, een boek, een molensteen en schoenmakerswerktuigen. [N 60, 229] II-10
sint-eligius sint-elooi: sint-elooi (Bleijerheide) Beschermheilige van de smeden en de metaalbewerkers. Volgens de invuller uit L 321 werd hij afgebeeld met twee hoefijzers met rechte nagels en een hamer. Het patroonsfeest van Sint-Eligius werd gevierd op 1 december. [N 64, 164a; N 64, 164c; N 66, 57a; N 33, add.] II-11
sintel krei: krai̯ (Bleijerheide), krikkelskool: krexəlskoͅalə (Bleijerheide) gedeeltelijk uitgebrande kolen || sintel III-2-1
sintjanskruid johanneskruid: johan’neskroed (Bleijerheide) johanneskruid III-4-3
sjerp schleife (du.): [Van Dale (DN): Schleife, 1. strik(je), lus, lint; vlinderdasje]  sjleif (Bleijerheide) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sla, algemeen kopsalade: kop’sjlaat (Bleijerheide), meikrop: mai’krop (Bleijerheide), salade: ook het gerecht  sjlaat (Bleijerheide), snijsalade: sjnie’sjlaat (Bleijerheide) kropsla || kropsla, eerste || sla || snijsla I-7
slaan houwen: hooewə (Bleijerheide), slaan: schloə (Bleijerheide), sjlou dieg um dë oeërë (Bleijerheide), šlòn (Bleijerheide), šlòə (Bleijerheide) ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)] III-1-2