e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slob slob: šlup (Bleijerheide) De overbodige ruimte van het boventuig in de inschot of ter hoogte van het hol. [N 60, 30a] II-10
slob [wld ii.10, p. 58] slob: sjloep (Bleijerheide) Hoe noemt u de overbodige ruimte van het boventuig, in de inschot of ter hoogte van het hol (slob)? [N 60 (1973)] III-1-3
slobben sloffen: šlufǝ (Bleijerheide) Te veel of overbodige ruimte hebben of niet goed aansluiten, gezegd van schoenen. [N 60, 30b; N 60, 30c] II-10
slobben [wld ii.10, p. 58] sloffen: sjloeffe (Bleijerheide) Hoe zegt u: De schoen zal te veel overbodige ruimte hebben (slobben?) [N 60 (1973)] III-1-3
slobkous slobkous: slop kouse (Bleijerheide) voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
slof slob: šlub (Bleijerheide), šlup (Bleijerheide, ... ) De verdikking aan de onderdrempel van een schuifdeur waarin de onderrolsloten worden ingelaten. [N 55, 32b] || Houten blok dat op de moerbalk wordt aangebracht, wanneer twee standvinken boven elkaar dienen te worden geplaatst. De bovenste standvink wordt met een pen in de slof ingelaten. [N 54, 120b] || Hulpstuk dat over twee of meer ribben van de balklaag wordt aangebracht om het spantbeen te dragen. De slof wordt toegepast als de plaats van het gebint niet overeenkomt met de ligging van een zolderbalk of als de balklaag dwars ligt op de richting van het gebint. [N 54, 169a] II-9
slokdarm slons: šlons (Bleijerheide) Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78] II-1
slons (slodder?) lodder: lod’der (Bleijerheide), schlampig (du.) juultje: E sjlampieg joelsje (Bleijerheide), E sjlam’pieg joelsje (Bleijerheide), schmuddelig (du.) wijf: E sjmoed¯delieg wief  sjmoed’delieg wief (Bleijerheide), tante gudula: ing tant joedela (Bleijerheide), troela: troel’la (Bleijerheide) een slordig vrouwmens || een slordige vrouwmens || slons || slordige, soms brutale vrouw || vuil, onzindelijk III-1-4
slordig klommelig: kloe’melieg (Bleijerheide), schlampig (du.): sjlam’pieg (Bleijerheide) slordig III-1-4
slordig, verkeerd naaien niet perfect naaien: net pǝrfɛk niǝnǝ (Bleijerheide) [N 62, 25; MW] II-7