e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snit uitsnijwerk: ūsšni-jwęrk (Bleijerheide) De wijze waarop de schoenonderdelen gesneden zijn. [N 60, 226] II-10
snoepen snuiten: Inne d¯r kieës van ¯t broeëd sjnüt¯se: iemand de kaas van het brood eten  sjnüt’se (Bleijerheide) snoepen III-2-3
snoepgoed lekfietsjen: lek’fietsje (Bleijerheide), snuit: Ing tuut mit sjnüts  sjnüts (Bleijerheide) snoepgoed III-2-3
snoepje klompje: klump’sje (Bleijerheide) snoepje III-2-3
snoer koord: kǭt (Bleijerheide), smikkeslag: šmekǝšlāx (Bleijerheide), smikkesnoer: šmekǝšnǫar (Bleijerheide) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor schnauz (du.): schnauz (Bleijerheide), šnàoets (Bleijerheide) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1
snot pips: pepš (Bleijerheide), snot: snǫt (Bleijerheide) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus kakjong: verklw. kakjöngs-je  kak’jong (Bleijerheide), kakjongetje: kakjöngs-je (Bleijerheide), kute-jong: koet’jong (Bleijerheide), koe’tejong (Bleijerheide), kute-naas: koet’naas (Bleijerheide), (letterlijk).  koe.tenaa.s (Bleijerheide), kute-nelis: inne koetnelles (Bleijerheide), koet’nellis (Bleijerheide), (scheldnaam).  koe.tnellus (Bleijerheide), nelis: nel’les (Bleijerheide), sneuzel: sjneu’zel (Bleijerheide), sniebel: sjnieb’bel (Bleijerheide), zeiknelis: Inne zeeknelles (Bleijerheide) een snotneus || snotjongen || snotneus || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4
snuffelziekte wroetelbaas: (zo'n varken noemt men wel een) vrø̄tǝlbās (Bleijerheide) Een aandoening van het neusschelpje en het neustussenschot en in een verder stadium van het benige geraamte van de bovenkaak. De dieren krijgen heftige en uitputtende niesbuien; de ademhaling is snuivend; er treden neusbloedingen op en de uitvloeiing uit de neus is dun en soms ook slijmig (WBD I.6, blz. 854). [N 52, 20; N 76, 50; A 48a, 33] I-12
snuifje prise (fr.): pries (Bleijerheide) snuifje III-2-3