e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tong tong: tsoŋ (Bleijerheide), tsǫŋ (Bleijerheide), tsong, vgl. du. Zunge  tsŏng (Bleijerheide), zong (Bleijerheide) De gemetselde afscheiding tussen twee rookkanalen in een schoorsteen. De term 'wang' (L 270) wordt doorgaans gebruikt voor de zijmuren van een uitgebouwd rook- en/of wasemkanaal. [N 32, 25c; monogr.] || De leren lap in rijgschoenen die de wreef bedekt. [N 60, 24] || tong [DC 01 (1931)] II-10, II-9, III-1-1
tong van een schoen tong: tsong (Bleijerheide) De leren lap in rijgschoenen, die de wreef bedekt (tong) Zie bij tek. 3. [N 60 (1973)] III-1-3
tongenworst tongenworst: tson’gewoeësj (Bleijerheide) tongeworst III-2-3
tongewelf cirkelgewelf: serkǝljǝwø̜lǝf (Bleijerheide), rond gewelf: roŋk jǝwø̜lǝf (Bleijerheide) Gewelf waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel of een ellips is. [N 32, 22b] II-9
toognagel toogstift: tsǭxštef (Bleijerheide) De ijzeren nagel waarmee de twee delen van een pen-en-gatverbinding bij elkaar worden gedreven. Zie ook afb. 141. [N 54, 64e; monogr.] II-12
toogpin houtnagel: hōtsnāl (Bleijerheide), toognagel: tsǭxnāl (Bleijerheide) De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.] II-12
tornen losmaken: lǫsmāxǝ (Bleijerheide) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
torpedo kugel: kǫwǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), torpedo: torpedo (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Het gewicht dat, nadat de remschijftransporteur is verplaatst, door de leidpijp naar beneden wordt gelaten. Wanneer de torpedo beneden is aangekomen, wordt de transportketting eraan vastgemaakt en het geheel kan dan door de machine naar boven worden getrokken. [N 95, 666] II-5
tortelduif lachduif: laach’doef (Bleijerheide) tortelduif III-4-1
touw om het hooi vast te sjorren zeel: zēl (Bleijerheide) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3