e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vultrechter trichter: triǝ.tǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vultrichter: vø̜ltriǝ.tǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) De vultrechter, onderdeel van de blaasmachine, waarin het opvulmateriaal gestort wordt. [N 95, 558] II-5
vuursoldeerbout handbout: haŋk˱bōts (Bleijerheide  [(mv haŋk˱bø̄ts)]  ) Soldeerbout die in het (smids)vuur verhit wordt. De kop van de vuursoldeerbout is in koper of ijzer uitgevoerd en heeft doorgaans een hamer- of puntvormig model, afhankelijk van het soort soldeerwerk dat er mee moet worden verricht. Zie ook afb. 184. [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.] II-11
vuursteen vuursteen: vȳǝrštē (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), vüürstee (Bleijerheide), vuursteentje: vȳǝršteŋkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]) De vuursteen uit het ontstekingsmechanisme van de veiligheidslamp. [N 95, 245; monogr.] || vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] II-5, III-2-1
vuurtang, sinteltang vuurtang: vy(3)̄rtsaŋ (Bleijerheide) vuurtang III-2-1
vuurvaste mortel chamottespijs: šamǫt[spijs] (Bleijerheide) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen chamottestenen: šamǫtǝšte ̞ŋ (Bleijerheide) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
vuurvaste tegels chamotte-stenen: [chamotte] stęŋ (Bleijerheide) De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.] II-1
waaienx jagen: jare (Bleijerheide) waaien [N 22 (1963)] III-4-4
waarderen estimeren (< fr.): ekstemere (Bleijerheide), schtzen (du.): sjetse (Bleijerheide) achten, waarderen || schatten, waarderen III-1-4
wafel wafel: waffel (Bleijerheide), Verklw. weffelsje  waf’fel (Bleijerheide) wafel || Wafel [N 16 (1962)] III-2-3