24288 |
zwarte roodstaart |
roodstaartje:
roeëd’sjtets-je (Q121c Bleijerheide)
|
roodstaartje
III-4-1
|
31065 |
zwartmaken |
verven:
vɛrvǝ (Q121c Bleijerheide),
zwarten:
šwɛtsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het insmeren van bepaalde delen van het schoeisel met zwartsel. [N 60, 132c]
II-10
|
31173 |
zwartmiddel |
zwart:
šwęts (Q121c Bleijerheide)
|
Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46]
II-10
|
31063 |
zwartsel |
zwart:
šwɛts (Q121c Bleijerheide)
|
Vocht waarmee men bepaalde delen van de schoen zwart maakt. Volgens de informant van L 267 wordt deze verfstof samengesteld uit roet, water en was, vooral bijenwas. De informant van K 278 vermeldt nog "olie" als ingrediënt. [N 60, 132a]
II-10
|
30883 |
zwartselreservoirtje |
zwartskroeg:
šwɛtskrux (Q121c Bleijerheide)
|
Busje, potje, fles of kruik waarin met het zwartsel bewaart. [N 60, 194d]
II-10
|
28725 |
zwartwerker |
zwartwerker:
šwatswerkǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Vakman of kleermaker die alleen zwarte gelegenheidskleding maakt. [N 59, 194c]
II-7
|
19541 |
zwavelstok |
solfer:
tsolver (Q121c Bleijerheide)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
Opm. v.d. invuller: ä iets meer ee-achtig.
schwäəgəl (Q121c Bleijerheide)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
rijpeitsche:
rii̯pītš (Q121c Bleijerheide),
smik:
šmek (Q121c Bleijerheide)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18055 |
zwellen |
kwellen:
kwɛlǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
uitzetten:
ūszɛtsǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gezegd van galerijwanden die opzwellen tengevolge van druk op het gesteente. [N 95, 386]
II-5
|