e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diep boren boren: boǝrǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), boren naar de flözer: boǝrǝ noǝ dǝ flø̜tsǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), voorboren: vȳrboǝrǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]) Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167] II-5
dier, beest beest: bieës (Bleijerheide), dier: deer (Bleijerheide) beest || dier III-4-2
dij been bovenaan: bee oovənaa (Bleijerheide) dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dikke wollen sjaal dikke sjaal: dikke sjall (Bleijerheide), wollen sjaal: wőlle sjall (Bleijerheide) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel wintermantel: winkter mangtel (Bleijerheide), wintermantel (Bleijerheide) damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] || een warme damesjas [N 59 (1973)] III-1-3
dinsdag dinsdag: dees⁄dieg (Bleijerheide) dinsdag III-4-4
diploma, houwersdiploma diploma: diploma (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), houwerdiploma: hø̜jǝrdiplōma (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), houwerpapier: hø̜jǝrpapiǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), houwersdiploma: hø̜jǝšdiplōma (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Na het volgen van de cursus voor houwer of elektricien krijgt men het bijbehorende diploma. [N 95, 995] II-5
directoire onderboks: ongerboks (Bleijerheide) directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)] III-1-3
dissel disselboom: desǝlbōm (Bleijerheide), kandelbeitel: kandǝlbēsǝl (Bleijerheide) Bijl waarvan het vlakke of holle blad dwars op de steel is bevestigd en naar de steel toe gekromd is. Zie ook afb. 6. Verschillende houtbewerkende beroepen maken gebruik van de dissel. De houtzager kapt er bijvoorbeeld boomstammen vierkant mee, terwijl de kuiper er de schuine kant aan de uiteinden van de duigen van een ton mee maakt. De timmerman hakt goten uit met behulp van de dissel met een hol blad. Het eerste lid uit het woordtype kandelbeitel uit Kerkrade-Bleijerheide (Q 121c) verwijst daar naar. Bij de wagenmaker dient de dissel onder meer voor het bekappen van naven en spaken en bij de klompenmaker om een klomp zijn eerste, ruwe vorm te geven. Voor deze laatstgenoemde werkzaamheden wordt een dissel met korte steel gebruikt. Zie ook afb. 235. [N E, 32c-d; N G, 42a-b; N 50, 18b; N 53, 89a; N 97, 11c; A 29a, 2c; monogr.] || Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13, II-12
divan couch (d.): kau̯tš (Bleijerheide) couch, ligbank III-2-1