e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkglas glas: jlās (Bleijerheide), hengelglas: hɛŋəljlās (Bleijerheide), tulp: tølp (Bleijerheide), ulmpje: ùülmpje (Bleijerheide) drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas || glas met oor || hoog naar de voet spits toelopend drinkglas III-2-1
drinkkuil in de wei zuipbak: zūfbak (Bleijerheide) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droge verfstoffen groenspaan: jrø̄nšpān (Bleijerheide), loodwit: luǝtwīs (Bleijerheide) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
dronkaard zuipbroer: zoef’broor (Bleijerheide), zuiper: züffer (Bleijerheide) drinkebroer III-2-3
dronken blauw: Heë woar zoeë blauw, dat heë nit mieë óp de bee koeët sjtoa  blauw (Bleijerheide), vol: vol (Bleijerheide) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
dronken zijn bezopen zijn: bezōffe zie (Bleijerheide), een stuk in de binde (du.) haan: NB: bient = das.  e sjtuk in der bient han (Bleijerheide), een stuk in de figuur haan: e sjtuk in de fijoer han (Bleijerheide), een stuk in de hakken haan: e stuk in de hakke han (Bleijerheide), een stuk in de kraag haan: e sjtuk in der kraag han (Bleijerheide), te veel gedronken haan: tsevul jedronke han (Bleijerheide) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven t blijft over]: ⁄t bliet drūūg (Bleijerheide) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4
drop lakrits: lakrits’ (Bleijerheide) drop III-2-3
dropwater lakritswater: lakrits’wasser (Bleijerheide) dropwater III-2-3
druilerig en koud weer nat (weer): naas (Bleijerheide), nāās (Bleijerheide), ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  nās (Bleijerheide), zouwel(weer): zauële wäer (Bleijerheide) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)] III-4-4