28211 |
handlamp |
elektrische handlamp:
ęlɛktrišǝ hantlamp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
ęlɛktrišǝ haŋklamp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
pot:
pǫt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
potlamp:
pǫtlamp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Elektrische handlamp, bestaande uit een pot, waarin een accu is ondergebracht en een kopstuk met een gloeilamp. [N 95, 251; monogr.]
II-5
|
27222 |
handlanger |
handlanger:
hantlɛŋǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Maurits]
Q121c Bleijerheide),
haŋklɛŋǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden]),
opperman:
ǫpǝrman (Q121c Bleijerheide
[(idem)]
)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] || Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154]
II-5, II-9
|
29922 |
handlangeren |
handlangeren:
hantlɛŋǝrǝ (Q121c Bleijerheide),
opperen:
ǫpǝrǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
30821 |
handleer |
handleer:
haŋklęǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Stuk leer in de vorm van een handschoen zonder vingerstukken, gebruikt bij zwaar werk ter bescherming van de hand. [N 60, 220b]
II-10
|
28893 |
handnaaimachine |
handmachine:
haŋkmašiŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Naaimachine die men met één hand in beweging brengt. De informant van L 416 merkt op, dat men de machine aandraait door middel van een rad met een knop. De informant van Q 111* spreekt van een machine met zwengel. De informant van Q 88 vermeldt dat men de handnaaimachine niet meer gebruikt. [N 59, 17c]
II-7
|
28010 |
handpijler |
handstreb:
hankštrēp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Pijler waarin de steenkool met behulp van de luchthamer wordt gewonnen. Zie ook het lemma Mechanische Pijler. [N 95, 281; monogr.]
II-5
|
31440 |
handschaar |
snakke snijder:
šnakǝ šnīǝr (Q121c Bleijerheide
[(C)]
),
zinkscheer:
tseŋkšīǝr (Q121c Bleijerheide)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
31441 |
handschaar voor boogvormige sneden |
bandijzerscheer:
bant˱īzǝršīǝr (Q121c Bleijerheide
[(G)]
),
pelikaanscheer:
pēlikānšīǝr (Q121c Bleijerheide
[(E)]
),
rondscheer/ronde scheer:
roŋkšīǝr (Q121c Bleijerheide
[(B)]
)
|
In het algemeen een handschaar waarmee men boogvormige sneden kan maken. De bekken en de benen van dit type schaar kunnen diverse vormen hebben. Zie ook afb. 138. Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb.138. [N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a]
II-11
|
18256 |
handschoen |
haas:
heusje (Q121c Bleijerheide)
|
handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18711 |
handschoen zonder vingers |
halfhaasje:
hoaf heusje (Q121c Bleijerheide)
|
wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|