19757 |
meubelstuk, meubel |
meubel:
møかəl (Q121c Bleijerheide),
meubelstuk:
møかəlštøk (Q121c Bleijerheide)
|
meubel || meubelstuk
III-2-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miejau’we (Q121c Bleijerheide)
|
miauwen
III-2-1
|
31353 |
micrometer |
micrometer:
mikromɛsǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig om zeer kleine maten op te meten. De micrometer bestaat uit een beugel met een zgn. aambeeld (het aanslagpunt), een schroefspil die het te meten werkstuk tegen het aambeeld inklemt en een draaibare meettrommel. Er bestaan ook elektronische uitvoeringen van dit toestel. Zie ook afb. 87. [N 64, 83a]
II-11
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
mid⁄daag (Q121c Bleijerheide),
mid⁄dieg (Q121c Bleijerheide)
|
middag
III-4-4
|
27612 |
middagdienst, late dienst |
(de) namiddag:
nǫmǝdāx (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
middagschicht:
medāxšix (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
namiddagschicht:
nǫmǝdāxšix (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
spade schicht:
spiǝ šix (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
De werktijd van ''s middags 2 uur tot ''s avonds 10uur. Volgens Defoin (pag. 209) wordt de namiddagdienst in de pijlers waar de kolenwinning tijdens de morgendienst geschiedt, besteed aan het verplaatsen van de installaties en de nachtdienst aan de dakbreuk. In die waar de kolenwinning tijdens de namiddagdienst geschiedt, verricht men de verplaatsing van de installaties in de nachtdienst en de dakbreuk in de volgende morgendienst. Voor de middagdienst had men, volgens de informant van Q 15, een driekantige penning. Zie ook het lemma Controlepenning. [N 95, 117; monogr.; Vwo 509; Vwo 510; Vwo 807]
II-5
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
mid’daag (Q121c Bleijerheide),
¯t Jeet nuus boave ing jouw mid¯daag
mid’dieg (Q121c Bleijerheide)
|
middageten
III-2-3
|
33785 |
middendeel van het paard |
middelhand:
medǝlhaŋk (Q121c Bleijerheide)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
30282 |
middenregel |
tussenstuk:
tøšǝštøk (Q121c Bleijerheide)
|
Elk van de horizontale planken tussen de onder- en bovenregel van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26e; monogr.]
II-9
|
30244 |
middenstijl |
middelstijl:
medǝlštil (Q121c Bleijerheide)
|
Het verticale deel in het midden van een kozijn waartegen de twee vleugels van een dubbel raam aanslaan. [N 55, 7b]
II-9
|
24352 |
mier |
amezeik:
oa’mezeek (Q121c Bleijerheide),
idiosyncr.
oamezeek (Q121c Bleijerheide)
|
mier || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|