25392 |
nagieten |
naspoelen:
noǝšpø̜lǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
jrǫmǝt (Q121c Bleijerheide)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
33097 |
nascharren, naoogsten |
kemmen:
kɛ̄mǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
25393 |
nascheren |
scheren:
šērǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|
29366 |
natmaken |
netten:
nɛtsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het natmaken van de zool om hem te kunnen likken. Zie ook het lemma likken. [N 60, 121a]
II-10
|
26442 |
natuursteen |
broksteen:
broxštē (Q121c Bleijerheide)
|
In de natuur aangetroffen steen die al dan niet met gereedschappen bewerkt is. In het eerste geval spreekt men van breuksteen, in het tweede van gehouwen steen. Tot de natuursteen worden onder meer kalksteen of hardsteen, graniet, zandsteen en tufsteen gerekend. De natuursteen staat in tegenstelling tot de kunststeen, die uit verschillende grondstoffen vervaardigd wordt. Zie ook de lemmata 'Hardsteen' en 'Zandsteen'. [N 30, 55c; N 30, 55g; N 30, 56; N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
eng (Q121c Bleijerheide),
knap:
knap (Q121c Bleijerheide),
nauw:
näu (Q121c Bleijerheide)
|
nauw, eng
III-4-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (Q121c Bleijerheide),
ná:vəl (Q121c Bleijerheide)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
20282 |
navelbandje |
navelveesje:
naavelvie-esje (Q121c Bleijerheide)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20361 |
neef |
nonkenjong:
nón’kejong (Q121c Bleijerheide),
nonkenjongetje:
nón’kejöngs-je (Q121c Bleijerheide),
vetter (du.):
kind van oom of tante
fet’ter (Q121c Bleijerheide)
|
neef || neef, oomzegger || neefje
III-2-2
|