30131 |
noors verband, kettingverband |
lang kettenverband:
laŋk kɛtǝvǝrbaŋk (Q121c Bleijerheide)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e]
II-9
|
28391 |
nootjeskool |
anthraciet vier:
antratsit vēǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
nootjeren:
nø̄sjǝrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Kolensoort waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm. [N 95, 467]
II-5
|
20810 |
nootmuskaat |
muskaat:
besjoat (Q121c Bleijerheide),
muskaatnoot:
besjoat’noos (Q121c Bleijerheide),
muskatebloem:
besjoa’teblom (Q121c Bleijerheide)
|
geraspte muskaat || muskaat || muskaat(noot)
III-2-3
|
30254 |
nootstijl |
stijl met spond en ronde opdek:
štil met špoŋk ɛn roŋǝ op˱dęk (Q121c Bleijerheide)
|
Geprofileerde raamstijl die past in de tochtsponning. [N 55, 12b]
II-9
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
sjrief-jeld (Q121c Bleijerheide)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33559 |
notenboom |
notenboom:
no’seboom (Q121c Bleijerheide)
|
noteboom
I-7
|
33501 |
notendop |
nootschaal:
noos’-sjaal (Q121c Bleijerheide)
|
notedop
I-7
|
28261 |
nummeren |
de treden nommereren:
dǝ tretǝ nomǝrīrǝ (Q121c Bleijerheide),
nommeren:
nǫmǝrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
De treden en de daarmee overeenkomende nesten in de spil een nummer geven om de constructie gemakkelijk in elkaar te kunnen zetten. [N 55, 98] || Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682]
II-5, II-9
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nijlons (Q121c Bleijerheide)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27702 |
o.v.s.-gebouw |
o.v.s.-school:
[o.v.s.]-žuǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
vakschool:
faxšūǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
De Ondergrondse Vakschool waar de mijnwerker wordt opgeleid voor het mijnwerk ondergronds. [N 95, 24]
II-5
|