18401 |
ondergoed |
onderkleren:
onger klejjer (Q121c Bleijerheide)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
27174 |
ondergronds |
ondenin:
oŋǝne (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
oŋǝnen (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
onderaardig:
oŋǝrērdix (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
oŋǝrēǝdiš (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma])
|
Beneden in de mijn onder de grond. [N 95, 113; monogr.]
II-5
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
oŋǝrhām (Q121c Bleijerheide)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hemme (Q121c Bleijerheide),
zweetkieltje:
šwēskēlšǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het hemd dat onder het flanellen mijnhemd wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 202 mocht dit hemd op de Oranje-Nassaumijnen I, III en IV niet uitgetrokken worden. [N 95, 60 add.] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
II-5, III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
ongerrok (Q121c Bleijerheide)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28270 |
onderkabel |
onderzeel:
oŋǝrzēl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
slodderzeel:
šlǫdǝrzēl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
De kabel die aan de onderzijde van de liftkooien is bevestigd en tot doel heeft evenwicht te scheppen tussen de bovenkabels van beide kooien. De onderkabel is meestal plat van vorm. [N 95, 95; monogr.]
II-5
|
29059 |
onderkraag |
onderkraag:
oŋǝrkrāx (Q121c Bleijerheide)
|
Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b]
II-7
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpeluw:
hø̄pəl (Q121c Bleijerheide),
kijl:
kai̯l (Q121c Bleijerheide),
kijlkussen:
kai̯lkøsə (Q121c Bleijerheide)
|
peluw || schuine peluw
III-2-1
|
30552 |
onderlaagpapier |
onderlaagpapier:
oŋǝrlāxpapīr (Q121c Bleijerheide)
|
Het grauwe papier dat op de dakbeschieting wordt bevestigd. [N 64, 155a]
II-9
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
ongərlip (Q121c Bleijerheide),
ongərlìp (Q121c Bleijerheide),
onderste lip:
öngəschtə lip (Q121c Bleijerheide)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|