31500 |
ophaler |
aantrekker:
ātrękǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b]
II-11
|
18218 |
ophanger |
ophanger:
ophänger (Q121c Bleijerheide),
ophɛŋǝr (Q121c Bleijerheide),
strop:
strop (Q121c Bleijerheide),
štrop (Q121c Bleijerheide)
|
het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37]
II-7, III-1-3
|
19293 |
ophitsen |
op-schwnzen (< du.):
op’sjwense (Q121c Bleijerheide)
|
ophitsen
III-1-4
|
25150 |
opklaren |
klaren:
kloa⁄re (Q121c Bleijerheide),
opklaren:
opklīēre (Q121c Bleijerheide)
|
helder worden || opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26974 |
oplegger |
bergisch scharnier:
bɛrješ šarnēr (Q121c Bleijerheide)
|
Scharnier dat niet in het hout wordt ingelaten, maar er bovenop gespijkerd of geschroefd wordt. Het 'Bergse scharnier' heeft twee zwaluwstaartvormige bladen die met een losse bout aan elkaar zijn bevestigd. Zie ook afb. 61. [N 54, 82]
II-9
|
30359 |
oplegslot |
kastenslot:
kastǝšlǭs (Q121c Bleijerheide)
|
Slot dat aan de binnenzijde van een deur op de deurstijl wordt geschroefd. Over het 'Frans slot' merkt Zwiers I op pag. 402 op: ø̄Het doet dienst als dag- en nachtslot, en is daartoe voorzien van drie schotels of schieters. Des nachts worden alleen de twee uiterste schotels gebruikt, welke in werking treden door het tweemaal omdraaien van den sleutel. Bij éénmaal omdraaien springt alleen de middelste schieter terug, die aan de binnenzijde aan den knop, welke zich ter rechterzijde van het slot bevindt, kan worden teruggetrokken, zonder dat van den sleutel behoeft te worden gebruik gemaakt.ø̄ [N 54, 102]
II-9
|
27701 |
opleidingsgebouw |
leslokaal:
lɛslokāl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Plaats waar men de aankomende mijnwerker in het vak schoolt. Met de afkorting T.W.I. wordt bedoeld "Training Works Instructions". De Bovengrondse Vakschool, de B.V.S., leidde op tot bankwerker en elektricien (Kemp pag. 35). [N 95, 24; N 95, 24 add.]
II-5
|
33925 |
opmaken van staart en manen |
opmaken:
ǫpmāxǝ (Q121c Bleijerheide)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
32928 |
opper |
hoop:
(mv)
hø̄f (Q121c Bleijerheide)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
30993 |
oppinnen |
oppinnen:
oppenǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het voorlopig vastslaan van het overleer na het overhalen. [N 60, 85]
II-10
|