e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tussengalerij deelstrek: dēlštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), nevenstrek: nēǝvǝštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Waterschei]) Galerij die in de strijrichting van de koollaag wordt gedreven tussen twee verdiepingen in. [N 95, 375; monogr.] II-5
tussenzool tussenzool: tøšǝzoal (Bleijerheide) Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en die tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt. [N 60, 171a] II-10
tussenzool [wld ii.10, p. 40] tussenzool: tusjezoal (Bleijerheide) Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt? (tussenzool?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3
tweede pas tweede pas: tswęjdǝ pas (Bleijerheide) [N 59, 76b] II-7
tweeling tweeling: tswieëling (Bleijerheide), tweelingsschaap: twileŋsšoǝf (Bleijerheide) De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4] || tweeling I-12, III-2-2
tweesteense muur tweestenese muur: tswęjštęŋs m ̇ūr (Bleijerheide) Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.] II-9
tweevleugelraam tweevleugelsvenster: tswęjvlyǝjǝls˲venstǝr (Bleijerheide) Raam met twee draaiende delen die naast elkaar in de raamopening passen. De twee vleugels zijn daarbij gelijk van afmeting. [N 55, 56] II-9
twijg, jonge tak vits: viets (Bleijerheide) twijg III-4-3
twijnen ineendraaien: enę̄driǝnǝ (Bleijerheide), tweernen: tswirnǝ (Bleijerheide), twijnen: twēnǝ (Bleijerheide) Het in elkaar draaien van hennepvezels tot een draad. [N 60, 197a] || Twee of meer enkel gesponnen draden tot één garen ineendraaien. Dit deed men om het uitrafelen te voorkomen en sterk garen te krijgen. [N 34, D add.; N 48, 77b; Gi 1.IV, 39] II-10, II-7
ui, ajuin un-lauch: ul’lieg (Bleijerheide) ui I-7