30835 |
voeringleersoorten |
bazaan:
bazān (Q121c Bleijerheide),
varkensvoering:
vɛrkǝnsvōreŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Leersoorten die voor de voering van schoenen worden gebruikt. [N 60, 4a; N 60, 4b]
II-10
|
28326 |
voerman |
paardsjong:
pēǝtsjǫŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
stalmeester:
šta.lmēstǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden]),
voerknecht:
(knecht van de voerman)
vōrknē̜ǝt (Q121c Bleijerheide),
voerlui:
voǝrly (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
voerman:
voǝrma.n (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
vōrman (Q121c Bleijerheide)
|
De man die bij het ondergronds kolentransport de paarden leidde. [N 95, 936; N 95, 937] || Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10, II-5
|
17777 |
voet |
voet:
vŏs (Q121c Bleijerheide),
vós (Q121c Bleijerheide)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17799 |
voet (alternatieve benamingen) |
poot:
poeətə (Q121c Bleijerheide),
poot (Q121c Bleijerheide)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
27996 |
voet van de pijler |
strebvoet:
[streb]vos (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
voet streb:
vos štrēp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279]
II-5
|
30523 |
voetlei |
druplei:
dryplaj (Q121c Bleijerheide)
|
Halve lei die aan de onderzijde van het dakvlak op het voetlood wordt aangebracht. Teneinde een voetlei dezelfde helling te geven als de hoger liggende leien wordt óf de onderste dakdeel van het beschot dikker genomen óf een lat langs de onderkant van het dak gespijkerd. Zie ook het lemma 'Voetlood'. [N 64, 156b]
II-9
|
30549 |
voetlood |
voetlood:
vosluǝt (Q121c Bleijerheide)
|
Plaat lood die aan het onderste deel van een dak wordt aangebracht. Voetlood wordt onder meer gebruikt bij de overgang van het pannendak naar de dakgoot en van het pannendak naar de gemetselde schoorsteen. [N 64, 102e; N 64, 152b]
II-9
|
30225 |
voetplank |
watervalbred:
wasǝrvalbrɛt (Q121c Bleijerheide)
|
De plank die op de kepers van een dak wordt gespijkerd om de helling van het dak te verzachten en om regenwater buiten het bereik van het gebouw te laten vallen. [N 54, 190b]
II-9
|
17778 |
voetzool |
balk:
balək van dər vos (Q121c Bleijerheide),
zool:
zóəl (Q121c Bleijerheide)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
voeë’jel (Q121c Bleijerheide)
|
vogel
III-4-1
|