e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorbereidingsploeg voorbereidingsploeg: vyǝrbǝręjdeŋsplox (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), voorrichtungsploeg: vȳrrixtuŋsplox (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]) [N 95, 177; N 95, 176; monogr.] II-5
voorbereidingspost voorbereidingspost: vyǝrbǝręjdeŋspǫs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), voorrichtungspost: vyǝrrixtuŋspos (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]) Front van de galerij waar de voorbereidingsploeg de galerij verder in de koollaag en het gesteente drijft. [N 95, 176; monogr.] II-5
voorblad voorblad: vȳrblat (Bleijerheide), voorstuk: vȳrštøk (Bleijerheide) Het voorste gedeelte van het overleer. Dit kan bestaan uit één deel, het voorblad, of uit twee delen, de neus en het voorblad, enzovoorts. In dit laatste geval is het voorblad dus niet het allervoorste gedeelte van het bovenleer, maar het deel dat op de bovenkant van de voet ligt, vlak achter de neus. Zie afb. 20. [N 60, 23; N 60, 21c] II-10
voorblad [wld ii.10, p. 24-25] voorblad: vuurblad (Bleijerheide), voorstuk: vuursjtuk (Bleijerheide) Het voorste gedeelte van het overleer: de neus met de vleugels (voerblad, voorst, veursten?) Zie tek. 23. [N 60 (1973)] || spiegel? [N 60 (1973)] III-1-3
voorboren voorboren: vȳrbǫarǝ (Bleijerheide) Met een dun boortje een gaatje boren, ten einde een geleiding te verkrijgen voor een dikkere boor of om te voorkomen dat het hout gaat splijten bij het spijkeren of schroeven. [N 53, 180b] II-12
voordeur, huisdeur huisdeur: hūs˂dy(3)̄r (Bleijerheide), voordeur: vy(3)̄rdy(3)̄r (Bleijerheide) huisdeur || voordeur III-2-1
voorgespannen kap voorgespannen kap: vȳrjǝšpanǝ kap (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), voorspankapje: vyǝršpankɛpjǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.] II-5
voorgevel buitenmuur: būtǝ[muur] (Bleijerheide), gevel: jiǝvǝl (Bleijerheide), gevelmuur: jiǝvǝl[muur] (Bleijerheide) De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.] II-9
voorhamer voorhamer: vyǝrhamǝr (Bleijerheide), vȳrhamǝr (Bleijerheide), zuschläger: tsušlęǝjǝr (Bleijerheide) Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c] || Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.] II-11, II-9
voorhoofd ster: schtieər (Bleijerheide), štíər (Bleijerheide), voorhoofd: veurhuit (Bleijerheide) voorhoofd [DC 01 (1931)] III-1-1