27816 |
boorstang, boorijzer |
boorijzer:
boǝrīzǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
boorstang:
boǝrštaŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden]),
bōrštaŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Een uit een zeer goede kwaliteit staal vervaardigde stang die hetzij van een vaste boorkop is voorzien (monobloc-boorstang), hetzij aan een uiteinde een bevestiging heeft waarin een losse boorkop kan worden geplaatst. Volgens een invuller uit Q 121 varieerde de lengte van een boorstang tussen 50 cm en 3 meter. [N 95, 735; N 95, 812; monogr.; Vwo 163; Vwo 166; Vwo 322]
II-5
|
31669 |
boortoestel voor buizen |
aanboormachine:
ābōrmašiŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig waarmee gaten in een buis kunnen worden geboord. Het toestel is doorgaans zo uitgevoerd dat men er eerst een gat in de buis mee kan maken en vervolgens draad in de buiswand kan tappen. Er bestaan ook uitvoeringen van het toestel waarbij in onder druk staande leidingen kan worden geboord. Zie ook afb. 258. [N 64, 77]
II-11
|
31944 |
boorvijl |
boorvijltje:
bǫarvilšǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Vijl waarmee de snijdende delen van een boorijzer worden aangescherpt. Het blad van de boorvijl kan plat, driehoekig of rond zijn. Ronde vijltjes worden voor het slijpen van slangboren en lepelboren gebruikt. Zie ook het lemma ɛzaagvijlɛ in de paragraaf over het onderhoud van de zaag.' [N 53, 179]
II-12
|
27822 |
boorwagen |
boorwagen:
bōrwān (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
boorwagen met twee hameren:
bōrwān met tswaj hamǝrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
Op een lorrie gemonteerde boorinstallatie waarmee tegelijkertijd twee of meer boorgaten gemaakt kunnen worden. Het woordtype "jumbo" (L 417, Q 7) is van toepassing op een boorwagen met vier of vijf boorhamers. [N 95, 814]
II-5
|
27820 |
boorzuil |
boorknecht:
bōrknēǝt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale, Willem-Sophia]),
boorsäule:
bōrzǫjl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
boorzuil:
bōrzȳl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Bij het boren gebruikt statief voor de boorhamer. Wanneer er perslucht in wordt toegelaten, zorgt de boorzuil niet alleen voor ondersteuning van de boorhamer, maar ook voor de boordruk. [N 95, 810; monogr.]
II-5
|
18863 |
boos |
kwaad:
koa (Q121c Bleijerheide),
koad (Q121c Bleijerheide),
vals:
valsj (Q121c Bleijerheide),
woest:
wus (Q121c Bleijerheide)
|
kwaad || woest, kwaad
III-1-4
|
19600 |
bord |
telder:
tɛldər (Q121c Bleijerheide)
|
bord, schaal
III-2-1
|
31452 |
bordeertang |
bördeltang:
bø̜rdǝltsaŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Tang met twee gebogen, spitse bekken die in een afgeronde punt uitlopen. De tang wordt gebruikt om een boord of rand aan plaatmateriaal te buigen. Zie ook afb. 148. Vgl. voor het woordtype bördeltang (Q 121c) ook het Hgd. ɛbördelnɛ, "een rand ombuigen, omzetten."' [N 64, 47a]
II-11
|
31989 |
borderel |
houtlijst:
hōtslīs (Q121c Bleijerheide)
|
Lijstje waarop de maten staan genoteerd, bijvoorbeeld wanneer hout met behulp van de smetlijn afgetekend moet worden. [N 53, 204c]
II-12
|
27335 |
boren |
boren:
boǝrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zwartberg, Waterschei]),
bōrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
bǫarǝ (Q121c Bleijerheide)
|
[N 53, 180a; monogr.]Algemene benaming voor het maken van boorgaten. Volgens Vanwonterghem (pag. 73) is het woordtype "boren" ook van toepassing op het maken van diepboringen. Het is daarom ook opgenomen in het lemma Diepboren. [N 95, 801; Vwo 167]
II-12, II-5
|