e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenneus [wld ii.10, p. 25] bovenmuil: boave-moel (Bleijerheide) De normale neus die daarboven zit (bovenneus?) [N 60 (1973)] III-1-3
bovenraam overvleugel: ōvǝrvlyǝjǝl (Bleijerheide) Het bovenste, meestal vaste gedeelte van een schuifraam. [N 55, 39c] II-9
bovenregel overstuk: ōvǝrštøk (Bleijerheide) De bovenste horizontale plank van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26c; monogr.] II-9
bovenste handvat (overste, lange, linkse) grif: leŋksǝ gref (Bleijerheide) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenstuk van een jurk lijfje: liefje (Bleijerheide) lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)] III-1-3
boventuig boventuig: boavǝtsȳx (Bleijerheide), schaft: šaft (Bleijerheide) Het bovenste gedeelte van de schoen, het overleer. [N 60, 14; N 60, 15a; N 60, 6b] II-10
boventuig [wld ii.10, p. 23] boventuig: boave-tsüug (Bleijerheide) Het bovenste gedeelte van de schoen (boventuig, bovenwerk, bovenstuk?) [N 60 (1973)] III-1-3
bovenwijdte bovenwijdte: boavǝwi-jdǝ (Bleijerheide) De omtrek boven van mannen en vrouwen. Bij mannen wordt de bovenwijdte gemeten horizontaal onder de armen, terwijl men bij vrouwen de omtrek van achter meet, horizontaal onder de armen en boven of over de buste. Zie afb. 26. [N 59, 44b] II-7
braadpan braadketel: broan-kessel (Bleijerheide), broͅankɛsəl (Bleijerheide), braadpan: niet het woord schotel daarvoor braadpan  broan-pan (Bleijerheide), pan: pan (Bleijerheide) braadpan || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: brôêdwōēsj (Bleijerheide), E kót jebed en ing lang broad¯woeësj  broad’woeësj (Bleijerheide) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3