18953 |
braaf |
braaf:
braaf (Q121c Bleijerheide),
(kink: ei-achtige i).
et kink is braaf (Q121c Bleijerheide)
|
braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|
33653 |
braakland |
braak:
broǝx (Q121c Bleijerheide)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
33654 |
braakliggen |
braak:
broǝx (Q121c Bleijerheide)
|
Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.]
I-8
|
31545 |
braam |
braam:
brǫam (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide)
|
Het ruige, rafelige randje dat bij het slijpen ontstaat op de snede van de beitel. De braam kan worden verwijderd met behulp van de wetsteen. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 50; monogr.] || Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.]
II-11, II-12
|
24501 |
braambes |
bramelen:
broa’mel (Q121c Bleijerheide)
|
braambes
III-4-3
|
24132 |
braamsluiper |
bramentaats:
brieëm’taatsj (Q121c Bleijerheide)
|
braamsluiper
III-4-1
|
24474 |
braamstruik |
bramelenstruik:
broa’melesjtroech (Q121c Bleijerheide),
bramen:
brieëm (Q121c Bleijerheide)
|
braamstruik
III-4-3
|
20788 |
braden |
braden:
¯t vleesj broane
broane (Q121c Bleijerheide)
|
braden
III-2-3
|
28129 |
brak, vals dak |
brak:
brak (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Slappe leisteenbank in het dak die dreigt in te storten. [N 95, 576; N 95, 898; N 95, 899; monogr. Vwo 188; Vwo 194; Vwo 670; Vwo 711; Vwo 810; div.]
II-5
|
20732 |
bramenvlaai |
bramelenvladem:
broëmele-vlaam (Q121c Bleijerheide)
|
Bramenvla [N 16 (1962)]
III-2-3
|