33840 |
briesen |
snuiven:
šnūvǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
19419 |
briket |
eierkolen:
ai̯ərkoͅalə (Q121c Bleijerheide),
kluit:
klyt (Q121c Bleijerheide)
|
bruinkoolbriket || eierkolen
III-2-1
|
27723 |
brikettenfabriek |
kluithuis:
klytǝs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
klytǝš (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De fabriek waar eierkolen en blokbriketten gemaakt werden. Op de Domaniale mijn werden alleen eierkolen gefabriceerd. Voordat er briketfabrieken waren, werden hoofdzakelijk stukkolen verkocht voor huisbrand, aldus de informant van Q 113. Deze stukkolen werden voor het stoken in kleine stukken geslagen, waardoor ook een vergruizing optrad. Het ontstane gruis werd gemengd met natte leem als bindmiddel. Hiervan werden dan klonten, klytǝ, gemaakt en na droging gestookt. [N 95, 16; monogr.; N 95A1, add.]
II-5
|
27724 |
brikettenpers |
kluitenpres:
klytǝprɛs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
pres voor eierbrikets:
prɛs vyǝr ajǝrbrikɛts (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Wilhelmina])
|
De briketten- of eierkolenfabriek produceert industriebriketten en eierkolen. In de met oververhitte stoom verwarmde mengketels vindt versmelting van pek en magere fijnkool plaats, waarna het deegachtige mengsel naar de persen vloeit waar het in de gewenste vorm wordt samengeperst. [N 95, 112]
II-5
|
19245 |
broeden |
uit-hecken (du.):
oes’hikke (Q121c Bleijerheide)
|
uitbroeden
III-1-4
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̜i̯ǝ (Q121c Bleijerheide)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
kloek:
kluk (Q121c Bleijerheide)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
24133 |
broedsel |
hik:
ook: worp van zoogdieren
hik (Q121c Bleijerheide)
|
broedsel van vogels
III-4-1
|
25388 |
broeien |
broeien:
brø̜jǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
boks:
boks (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] || De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10, II-5
|