e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Blerick) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gejoel gejoel: gejoel (Blerick) gejoel [SGV (1914)] III-3-1
gekkenhuis gekkenhuis: gekkehoês (Blerick), gekkehoës (Blerick), Opm. nao Venraai (plaatsnaam) in Veenhuizen.  gekkehōēs (Blerick) een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)] III-3-1
gekneusd geblutst: gebluts fruit (Blerick) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
geknotte wilg knotwilg: knotwilg (Blerick), wilg: wilg (Blerick, ... ) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] III-4-3
gekookte hersens frikadellen: Syst. WBD  frikkedellen (Blerick) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekruld haar krulhaar: krollhaor (Blerick), krölhaor (Blerick), krullend haar: krollend haor (Blerick) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld geld: geld (Blerick), gɛld (Blerick), gɛlt (Blerick), mesomme: vgl. Venlo Wb. (pag. 192): mesómme(s), contant geld.  mesonme (Blerick), poen: poen (Blerick) geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gele ganzebloem goudsbloem: idiosyncr.  goldsbloom (Blerick) Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)] III-4-3
gele kwikstaart kwikstaart: kwikstert (Blerick, ... ) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1