33919 |
goedaardige droes |
droes:
drus (L269p Blerick
[(alle luchtwegen verstopt)]
)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
34120 |
goede vleeskoe |
klaskoe:
klasku (L269p Blerick)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
staat vet:
staat vet (L269p Blerick)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
goodkoup (L269p Blerick)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
derde rang:
derde rang (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
olienootjesrang:
aolieneutjesrang (L269p Blerick),
ōͅlin"tjəsraŋ (L269p Blerick),
staanplaats:
stōͅnplāts (L269p Blerick)
|
De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18954 |
goedzak |
goedzak:
goodzak (L269p Blerick)
|
goedzak [SGV (1914)]
III-1-4
|
24538 |
gom |
koekoekszever:
koekoekzijver (L269p Blerick)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20552 |
gombal |
zjiep-ke:
siepke (L269p Blerick),
ziepke (L269p Blerick)
|
siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17903 |
gooien |
gooien:
goeje (L269p Blerick),
goejjə (L269p Blerick),
idiosyncr.
gōēie (L269p Blerick),
smijten:
smiete (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
smietə (L269p Blerick),
idiosyncr.
smīēte (L269p Blerick),
werpen:
werpen (L269p Blerick)
|
gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20544 |
gort |
meel:
mael (L269p Blerick)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|