e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
goedaardige droes droes: drus (Blerick  [(alle luchtwegen verstopt)]  ) Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9
goede vleeskoe klaskoe: klasku (Blerick) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11
goede- opbrengst geven staat vet: staat vet (Blerick) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4
goedkoop goedkoop: goodkoup (Blerick) goedkoop [SGV (1914)] III-3-1
goedkoopste rang in een schouwburg derde rang: derde rang (Blerick, ... ), olienootjesrang: aolieneutjesrang (Blerick), ōͅlin"tjəsraŋ (Blerick), staanplaats: stōͅnplāts (Blerick) De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)] III-3-2
goedzak goedzak: goodzak (Blerick) goedzak [SGV (1914)] III-1-4
gom koekoekszever: koekoekzijver (Blerick) De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)] III-4-3
gombal zjiep-ke: siepke (Blerick), ziepke (Blerick) siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)] III-2-3
gooien gooien: goeje (Blerick), goejjə (Blerick), idiosyncr.  gōēie (Blerick), smijten: smiete (Blerick, ... ), smietə (Blerick), idiosyncr.  smīēte (Blerick), werpen: werpen (Blerick) gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || werpen [SGV (1914)] III-1-2
gort meel: mael (Blerick) gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)] III-2-3