e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote knikker stuiter: stuiter (Blerick), (dikkere knikker).  stuiter (Blerick), Grote knikkers.  stuiters (Blerick) Een grote knikker. [N R (1968)] || knikker [SGV (1914)] || Verschillende soorten knikkers. [BN 03] III-3-2
grote lijster grote lijster: groëte liester (Blerick), grôête liester (Blerick) grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote schoonmaak grote poets: De groëte poets is veurbééj (Blerick), groeəte poets (Blerick), groëte poets (Blerick), we zien aan de groeëte poets (Blerick), weej zien aan de groëte poets (Blerick), (eens per jaar) de groête poets in najaar  groête poets (Blerick), (eens per jaar) in voorjaar  groête poets (Blerick), poets: we höbbe de poets drop zitte (Blerick), wij zien aan de poets (Blerick), schoonmaak: de schoe-enmaak is achter de rök (Blerick), de schoe͂nmaak is achter de ruk (Blerick), schoe-enmaak (Blerick), schoe͂nmaak (Blerick), we zien aan de schoe͂maak (Blerick), ij= i j  Wij zien aan de schoe-enmaak (Blerick) de schonmaak is aachter de rug [DC 15 (1947)] || de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
grote trom dikke trom: dikə troͅm (Blerick, ... ) Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] III-3-2
grote trom met bekkens dekseltrom: deͅksəltroͅm (Blerick), dikke trom met deksels: dikə troͅm meͅt deͅksəls (Blerick) Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)] III-3-2
grove vijl grove vijl: grǭvǝ vīl (Blerick) Vijl met een grof bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een deze vijl minder dan 26 tanden per inch (vgl. Handboek Gereedschap, pag. 238). De grove vijl wordt gebruikt bij het bewerken van zachte metalen waarvan men in korte tijd een grote hoeveelheid materiaal wil verwijderen (V.d. Kloes en Risch, pag. 251). Verschillende informanten gaven als antwoord op de vraag naar de ...grove vijl" een variant van het woordtype bastaardvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "bastaardvijl". Volgens de invuller uit K 353 werd de grove vijl voor bruut werk (brøt wɛrǝk) gebruikt.' [N 33, 86; N 64, 53d] II-11
gruwelijk gruwelijk: gruwelijk (Blerick) gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guano guano: guano (Blerick) Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a] I-1
guichelheil muur: idiosyncr. waarschijnlijk  mier (Blerick) Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)] III-4-3
guit grappenmaker: groppemèèker (Blerick), guit: guut (Blerick) guit [DC 11], [SGV (1914)] III-1-4