e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
stuiter balletje bij het bikkelen:   stuiter (Velden, ... ), stüter (Venlo), gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen:   stytǝr (Borlo), grote knikker:   sjtuiter (Tegelen, ... ), sjtuuter (Eijsden), stuiter (Blerick, ... ), stuiters (Kesseleik), stuuter (Ottersum), #NAME?  stuiter (Brunssum), (dikkere knikker).  stuiter (Blerick), Dikke ijzeren of glazen knikker(s).  stuiter(s) (Steyl, ... ), Glazen knikker.  sjtuiter (Tegelen), grote glazen knikker  sjtuuter (Susteren), Grote knikkers.  stuiters (Blerick), Van Dale: stuiter, 1. die stuit; - 2. grote (marmeren) knikker, die, tegen iets aangestoten, terugspringt.  stuiter (Venlo), knikker:   stuuter (Meerlo), opschepper:   sjtuter (Gronsveld), sjtu’ter (Bleijerheide, ... ), stijter (Genk), stuter (Achel, ... ), šty(3)̄tər (Eupen), cf. WNT XVI s.v. "stuiten (II)"pochen, bluffen, snoeven, opsnijden  stöö.ter (Zonhoven), Ziej gestuut mòste neet gans gluive  stuter (Echt/Gebroek), pletplank, treedplankjes, treedklompen:   štȳtǝr (Bemelen), stuiter:   sjteuter (Herten (bij Roermond), ... ), stoter (Grathem), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  stōēater (Jabeek), ps. omgespeld volgens Frings.  nə stōtər (Hasselt), nə stutər (Hasselt), stūfər (Lanklaar) I-2, I-6, III-1-4, III-3-1, III-3-2