e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handen (kindernamen) polletjes: poellekes (Blerick), vuistjes: vuustjes (Blerick) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) fikken: fikke (Blerick, ... ), jatten: jatte (Blerick, ... ), klauwen: klauwe (Blerick), knurften: knörfte (Blerick), vuisten: vuus (Blerick) [N 10 (1961)] III-1-1
handgeld handgeld: handgeld (Blerick) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handkar handkar: ha.ntkar (Blerick), handwagen: hantwāgǝ (Blerick) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger handlanger: hantjlaŋǝr (Blerick), hantlęŋǝr (Blerick) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9
handlangeren handlangeren: hantlęŋǝrǝ (Blerick), spijs maken: spīs mākǝ (Blerick), stenen dragen: stejn drāgǝ (Blerick  [(met een plankje op de schouder: met˱ ęj plɛŋkskǝ ǫp ǝ šǫwǝr)]  ) De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.] II-9
handpalm handpalm: hankpalm (Blerick), holte van de hand: hölte van de hand (Blerick), palm: palm (Blerick) palm van de hand [N 10 (1961)] III-1-1
handrol, tuinrol welletje: wɛlkǝ (Blerick) Een kleine rol voor gebruik in de tuin of op een klein perceel; deze rol wordt door een persoon voortgetrokken aan een touw dat op twee plaatsen aan het raam bevestigd is, of aan een met het raam verbonden steel met handgreep. Zie de afb. 85 en 86. [JG 1a; N 11A, 186a; A 40, 9f; div.] I-2
handschoen haas: haas (Blerick), haase (Blerick), has(ch) (Blerick), hasse (Blerick), hassen (Blerick) handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)] III-1-3
handschoen zonder vingers halve haas: halve haase (Blerick), mitaine (fr.): metains (Blerick) wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)] III-1-3