e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kernhout kern: kaer (v.d. boum) (Blerick) Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)] III-4-3
kersenpannenkoek kersenkoek: Syst. WBD  körstekook (Blerick) Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
kerstlied kerstliedje: kersleedje (Blerick, ... ), kersliedje (Blerick) Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)] III-3-2
kerstliederen zingen zingen: zinge (Blerick) Kerstliederen zingen [leisen]. [N 90 (1982)] III-3-2
kerstroos kerstroos: idiosyncr.  kerstroos (Blerick) Kerstroos (Helleborus niger L.). De kelkbladeren zijn wit of rozerood. De bladeren blijven ¯s winters meestal groen. Het is een Alpenplant en wordt veel gekweekt in tuinen. Bloeitijd in november tot februari. De zwarte wortelstok is vergiftig (winterroos, [N 92 (1982)] III-2-1
ketelmuziek ketelmuziek: kēͅtɛəlməzīk (Blerick), laweid: lewijt (Blerick), muziek: møzik (Blerick) Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)] III-3-2
ketser drijver: driever (Blerick) de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)] III-3-1
kettingeg, weide-eg ketting[eg]: kęteŋ[eg] (Blerick) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
kever, tor goudsmid: goldsmed (Blerick), kever: käever (Blerick), kêver (Blerick), krekel: krekel (Blerick), tor: tor (Blerick) kever [SGV (1914)] || kever, tor [DC 30 (1958)] || tor [SGV (1914)] III-4-2
kibbelen kibbelen: kibbele (Blerick) kibbelen [SGV (1914)] III-3-1