22691 |
kinderfluitje |
feep:
feep (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick),
gevouwen blaadjes
feep (L269p Blerick),
fluit:
van uitgeholde tak
fluit (L269p Blerick),
rietje:
van riet
reetje (L269p Blerick)
|
Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)] || Een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18674 |
kinderkleren |
kinderkleedjes:
kinderkledjes (L269p Blerick),
kingerkledjes (L269p Blerick),
kinner klēdjes (L269p Blerick)
|
kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18362 |
kinderschort met mouwen |
scholkje:
schölkske (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19382 |
kinderstoel |
kakstoel:
groete
kakstool (L269p Blerick)
|
Stoel voor kleine kinderen op hoge poten met een armleuning en een tafelblad ervoor, eventueel met een potje onder de zitting (kakstoel, krokstoel, kloef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20169 |
kinds |
verkindst:
verkinds (L269p Blerick)
|
door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33940 |
kinketting |
remtuig:
rɛmtȳx (L269p Blerick)
|
Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.]
I-10
|
18073 |
kinkhoest |
kinkhoest:
kinkhoos (L269p Blerick)
|
kinkhoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
17601 |
kinnebak |
kinnebak:
kinnebak (L269p Blerick)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
34524 |
kip van broedsheid genezen |
onder de kuip zetten:
oŋǝr dǝ kȳp zętǝ (L269p Blerick)
|
In vraag N 19, 59 werd gevraagd naar de termen voor een kip van broedsheid genezen door ze in een emmer water te stoppen met haar achterste. Een aantal antwoorden wijst op deze methode. Maar er is ook een aantal respondenten dat deze methode niet kent of vermeldt dat deze manier van handelen niet helpt. De broedse kip afzonderen en vastzetten is een alternatief (L 159a (Middelaar), 268 (Velden), 295 (Baarlo), 318b (Tungelroy), 374 (Thorn), P 107a (Rummen)). De informant van L 320a (Ell) adviseert de broedse kip in afzondering sterk eiwitrijk voedsel te voeren. En volgens de informant van Q 121c (Bleijerheide) is een beter middel dan in het water stoppen de kip vier dagen in een rek aan de wand te hangen. [N 19, 59]
I-12
|
29843 |
kippen |
hoender:
hōndǝr (L269p Blerick),
kippen:
kipǝ (L269p Blerick)
|
De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.]
I-12
|