24645 |
lange dunne boom |
vits:
wiets (L269p Blerick)
|
Een lange dunne boom (zwiemel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18367 |
lange kleurige herenkous |
hoos:
haoze (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
kuit:
kuit (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18599 |
lange onderbroek? |
lange onderboks:
lange onderboks (L269p Blerick)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18558 |
lange overjas |
slipjas:
slupjas (L269p Blerick)
|
jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18552 |
lange smalle broekzak |
boksenschede:
boksescheij (L269p Blerick),
bôkseschey (L269p Blerick)
|
zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24906 |
lange tijd |
hele tijd:
⁄n hiele tiêd (L269p Blerick)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33074 |
langgerekt hok |
opper:
ø̜pǝr (L269p Blerick)
|
De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.]
I-4
|
24418 |
langpootmug |
garenpaap:
garepaap (L269p Blerick),
hooiwagen:
huiwage (L269p Blerick),
langpootmug:
langpoetmug (L269p Blerick),
langpoetmög (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] || langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
weg:
Syst. WBD
wek (L269p Blerick)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|