19553 |
lepel |
lepel:
laepel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
lepel [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
25465 |
lepel waarmee men de darmen schoonmaakt |
lepel:
lɛ̄pǝl (L269p Blerick)
|
Met een lepel o.a. schrabt men het vuil van de binnenste buiten gekeerde darm. [N 28, 118; monogr.]
II-1
|
32323 |
lepelavegaar |
bonboor:
boŋbǭr (L269p Blerick)
|
De van een T-vormig handvat voorziene boor met een holrond, taps uitlopend boorijzer die dient om het met behulp van de handboor voorgeboorde bomgat en tapgat groter te maken. Zie ook afb. 227. [N E, 48c]
II-12
|
21748 |
leraar |
leraar:
laeraar (L269p Blerick),
lieraar (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
gamasche:
kemasse (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25355 |
leren schede |
messenschede:
mɛtsǝsxęj (L269p Blerick)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
studeere(n) (L269p Blerick)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
leunstoel:
lø͂ͅnstōl (L269p Blerick),
proost:
praos (L269p Blerick)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
kramer:
kriëmer (L269p Blerick)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
kramen:
Opm. de persoon die het doet noemt men: kriëmer.
kriëme (L269p Blerick)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|