e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litteken litteken: litteiken (Blerick, ... ), meklauw: [me? + klauw]  meklauw (Blerick) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)] III-1-2
liturgisch vaatwerk liturgisch vaatwerk: liturgisch vaatwerk (Blerick) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
liturgische gewaden paramenten (<oudfr.): paramente (Blerick) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝ (Blerick) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn beuken: bø̜̄kǝ (Blerick) [N 3A, 5e] I-11
loeren loeren: loere (Blerick, ... ) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: ət loͅf (Blerick) het lof [RND] III-3-3
lomp paard lompe bok: lompǝ buk (Blerick) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: long (Blerick), longe (Blerick), lōng (Blerick), lóng (Blerick), lôôngen (Blerick) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
longen longen: (enk)  loŋ (Blerick) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11