e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omgang van de toren trans (<fr.): trans (Blerick) De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)] III-3-3
omheinen afpalen: āfpǭlǝ (Blerick), opstellen: opstellen (Blerick) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining van ijzeren spijlen bad: bad (Blerick), hek: hɛk (Blerick), ijzeren hek: īzǝr hɛk (Blerick), tuin: tuǝn (Blerick) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes hek: hɛk (Blerick), hekje: hękskǝ (Blerick) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen hek: hɛk (Blerick), tuin: tūn (Blerick) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omheining van takken heggentakken: hęgǝtɛk (Blerick) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8
omhelzen omhelzen: omhelzen (Blerick) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omhooggaan omhooggaan: umhoeggaon (Blerick), opstijgen: opstijge (Blerick), rijzen: riëse (Blerick), stijgen: stijge (Blerick) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2
omhulsel van het teellid sluis: slūs (Blerick) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omslagdoek (alg.) neusdoek: nuisdook (Blerick, ... ), plag: plak (Blerick) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3