e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omslagdoek onder mantel of jak plag: plak (Blerick), sjaal: sjaal (Blerick) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omtrek, omvang omtrek: umtrek (Blerick) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
omwalde akker hof: hǭf (Blerick), schans: sxans (Blerick) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden omweiden: ømwɛi̯jǝ (Blerick) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
onbelangrijk onwichtig: onwichtig (Blerick), waardeloos: waardeloos (Blerick), weinig: weinig (Blerick, ... ) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbeleefd onbeschoft: onbeschoef (Blerick) niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaafd onbeschoft: onbeschoef (Blerick), ruw: roow (Blerick) ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)] III-3-1
onbewolkt klare lucht: klaor leeg (Blerick) onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] III-4-4
onbruikbaar maken, verbruien bederven: bederven (Blerick) onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)] III-4-4
onbruikbare voorraad bocht: bôch (Blerick) allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)] III-3-1