e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderbeschuit onderkorst: ōndǝrkors (Blerick) Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b] II-1
ondereinde van de stam poes: m.v. puus  poes (Blerick) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
ondergoed onderkleren: ongerkleijer (Blerick) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronden, woelen ondergronden: oŋǝrgrondǝ (Blerick) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1
ondergronder, woeler ondergrondse ploeg: oŋǝrgrontsǝ [ploeg] (Blerick) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhaam onderhaam: ōŋǝrhām (Blerick) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhands onderhands: onderhandsch (Blerick) onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1
onderhemd hemd: ein schoan hèmd (Blerick), haemp (Blerick), hêmd (Blerick) hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] III-1-3
onderjurk onderkleed: ongerkleid (Blerick, ... ) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkant van het brood onderkorst: ōndǝrkors (Blerick) [N 29, 54b; monogr.] II-1