24227 |
putter |
putter:
pötter (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
wip:
wep (L269p Blerick),
zwengel:
zweŋəl (L269p Blerick)
|
[N 12 (1961)] [SGV (1914)]
I-7
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pyama (L269p Blerick)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19079 |
raad |
raad:
road (L269p Blerick)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
ein raodsel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
ein reudselke (L269p Blerick),
ein rödselke (L269p Blerick),
raodsel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
reudselke (L269p Blerick),
reuidselke (L269p Blerick),
reutselke (L269p Blerick),
ps. altijd verkleinwoord gebruikt!
reutselke (L269p Blerick),
Zo wordt het ook wel genoemd.
ein röödselke (L269p Blerick)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
rãm (L269p Blerick
[(+)]
),
venster:
venstǝr (L269p Blerick)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
staldeurraampje:
staldø̄rrē̜ ̞mpkǝ (L269p Blerick)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
33575 |
raapstelen |
steelmos:
steelmoos (L269p Blerick)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick),
vreemd:
vraemd (L269p Blerick),
vrêmd (L269p Blerick)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
lullen:
lälle (L269p Blerick),
revelen:
rĭjfele (L269p Blerick),
wazelen:
wazele (L269p Blerick)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] || revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|