e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
restant vissen forel: forel (Blerick), fuik: foek (Blerick), net: net (Blerick), snoek: snook (Blerick), snoek (mv.): sneuk (Blerick) forel [N102 (1998)] || fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2
restant vogels duikeendje: witoogeend: roodbruin duikeendje, verwant met de kuifeend (bruintje, witoogeend, duikelder)  duukeandje (Blerick), floots: flōts (Blerick, ... ), grauwe genk: gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans  grauwe genk (Blerick), teets: teets (Blerick), vliegen: vleegen (Blerick) grauwe gans [N 09 (1961)] || mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] || witoogeend [N 83 (1981)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Blerick, ... ), dassen (Blerick), tam: taam (Blerick), wild: wild (Blerick) das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || tam [DC 19 (1951)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
reumatiek reumatiek: reumetiēk (Blerick), rummetiek (Blerick) Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2
reuzel lies: lēs (Blerick), reuzel: rø̄zǝl (Blerick) Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.] II-1
reuzel, bladvet lies: lees (Blerick), liesvet: liësvet (Blerick), reuzel: reuzel (Blerick), vliezen: Syst. WBD  vlīēs (Blerick) Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)] || reuzel [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] III-2-3
rib rib: rub (Blerick, ... ), röb (Blerick) rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1
ribbel ribbel: ribbel (Blerick) een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)] III-4-4
ribben in stukken delen doorhakken: dōrhakǝ (Blerick) [N 28, 104; N 28, 106a; monogr.] II-1
ridderspoor ridderspoor: idiosyncr.  ridderspoor (Blerick) Bastaard ridderspoor (delphinum hybridum). De bladeren zijn in 5 brede slippen verdeeld, die zelf ook nog weer zijn ingesneden. De bloemen zijn blauw en groeien in volle, lange trossen. De plant is meestal minder dan 1 m hoog (riddespoor, schoentje, ezelo [N 92 (1982)] III-4-3