e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rollen rollen: rǫlǝ (Blerick), wellen: wɛlǝ (Blerick) De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2
rolletje munten cahot (<fr.): kehot (Blerick) rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)] III-3-1
rommelpot foekepot: eine foekepot (Blerick), foekepot (Blerick, ... ) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || foekepot [VC 27 (1962)] III-3-2
rond gat boven in de schuurgevel lochtgat: lǫx˲gāt (Blerick) Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153] I-6
rond wittebrood plats: Syst. WBD  plats (Blerick), vloermik: vloermik (Blerick) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)] III-2-3
rondreizende toneelgroep troep: troep (Blerick) Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)] III-3-2
rondslenteren, ronddolen lummelen: lummele (Blerick, ... ), maar raak lopen: maar raak laope (Blerick), voor zich heen lopen: veur zich haer loupe (Blerick), zonder bezei lopen: zonger beseij loupe (Blerick), zwabberen: zwabbere (Blerick, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
roodbont paard (een) bonte: bontǝ (Blerick), koepaard: kupē̜rt (Blerick) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
roodbonte koe van het donkerrode type donkerrode: doŋkǝrrūi̯ǝ (Blerick) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type lichtrode: lēxrūi̯ǝ (Blerick) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11