32834 |
rollen |
rollen:
rǫlǝ (L269p Blerick),
wellen:
wɛlǝ (L269p Blerick)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-11, I-2
|
21647 |
rolletje munten |
cahot (<fr.):
kehot (L269p Blerick)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22443 |
rommelpot |
foekepot:
eine foekepot (L269p Blerick),
foekepot (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || foekepot [VC 27 (1962)]
III-3-2
|
33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
lochtgat:
lǫx˲gāt (L269p Blerick)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
20705 |
rond wittebrood |
plats:
Syst. WBD
plats (L269p Blerick),
vloermik:
vloermik (L269p Blerick)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
22656 |
rondreizende toneelgroep |
troep:
troep (L269p Blerick)
|
Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
lummelen:
lummele (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
maar raak lopen:
maar raak laope (L269p Blerick),
voor zich heen lopen:
veur zich haer loupe (L269p Blerick),
zonder bezei lopen:
zonger beseij loupe (L269p Blerick),
zwabberen:
zwabbere (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33810 |
roodbont paard |
(een) bonte:
bontǝ (L269p Blerick),
koepaard:
kupē̜rt (L269p Blerick)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
donkerrode:
doŋkǝrrūi̯ǝ (L269p Blerick)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
lichtrode:
lēxrūi̯ǝ (L269p Blerick)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|