e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
room room: raum (Blerick), roum (Blerick, ... ), rǫu̯m (Blerick), rǭm (Blerick), vel: vel (Blerick), vɛl (Blerick), zaan: zǭn (Blerick), Syst. WBD  de zaon (Blerick) De room van de melk (de zaon?) [N 16 (1962)] || Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] I-11, III-2-3
roomhorentje roomhorentje: Syst. WBD  roumhöörke (Blerick) Roomhoren (kréémhorre, vulhorentje, zweretige vinger?) [N 16 (1962)] III-2-3
roompot keulse pot: kø̄lsǝ pot (Blerick) Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.] I-11
roomschotel aarden telder: ē̜rdǝn tɛldǝr (Blerick) Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I] I-11
roos (rode uitslag) roos: roos (Blerick), uitslag: oetslaag (Blerick) huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)] III-1-2
roos (rosa) roos: roas (Blerick), ruəzə (Blerick) roos [SGV (1914)] || rozen [RND] III-2-1
roos van de schietschijf roos: roes (Blerick) De ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf [roos, gaudeaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
roosteren braden: braoje (Blerick), roosteren: ruustere (Blerick, ... ) roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)] III-2-3
roosterschuif schuif: šȳf (Blerick) De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.] II-9
rosbak paardsbak: pɛ̄rts˱bak (Blerick) Onder de kar opgehangen bak of mand voor proviand. [N 17, 85] I-13