22824 |
schutter |
schutter:
schötter (L269p Blerick),
schötər (L269p Blerick)
|
schutter [RND], [SGV (1914)]
III-3-2
|
22853 |
schutters |
schutters:
schötters (L269p Blerick)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
sxø̄r (L269p Blerick)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
19869 |
schuurmiddel |
aarde:
ēͅrt (L269p Blerick),
blauwe steen:
bloͅu̯ə steͅi̯n (L269p Blerick),
pompsteen:
pūmsteͅi̯n (L269p Blerick),
zand:
zant (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
zaŋk (L269p Blerick)
|
schuurmiddel om metaal glanzend te maken - blauwsteen (uitgewreven azuursteen) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - roodaarde (voor het gladmaken van gebruineerd koper) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33416 |
schuurpoort |
grote schuurdeur:
(mv)
grūǝtǝ sxø̄rdø̄rǝ (L269p Blerick),
poort:
(mv)
pǭrtǝ (L269p Blerick),
schuurdeur:
sxø̄rdø̄r (L269p Blerick)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
schop:
schop (L269p Blerick),
schuur:
scheur (L269p Blerick),
schuurtje:
scheurke (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schuw:
schoow (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L269p Blerick)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
bladselderie:
blaad-seldrie (L269p Blerick),
bleekselderie:
bleik-seldrie (L269p Blerick)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
19778 |
sering |
kelkbloemetje:
-
kelkbluumkes (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
kruidnagel:
kroednagel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
-
kroednagel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
kroetnagel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
krödnagel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|