e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleutelbloem kerksleutel: -  kerksleutel (Blerick), klokje: -  klökskes (Blerick), koekoeksbloem: -  koekoeksbloem (Blerick, ... ) sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos bos: boes (Blerick), bos sleutels: boes sleutels (Blerick), ring met sleutels: Ook wel.  rink met sleutels (Blerick), sleutelbos: sleutelboes (Blerick) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
slib, rivierbodem slib: slib (Blerick, ... ) slib [SGV (1914)] || slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)] III-4-4
sliepuit sliepuit: slie:p oet (Blerick), sliep oet (Blerick, ... ), sliepoet (Blerick), sliepuit, sliepuit: sliep oet, sliep oet (Blerick), (terwijl de rechterwijsvinger over de linker wordt gestreken).  sliei̯p oe‧t, sliei̯p oe‧t (Blerick), sliepuit, wa, sliepuit: slie‧poe‧t, wah slie‧p oe‧t (Blerick) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijkvanger slijkvanger: slīk˱vaŋǝr (Blerick) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijm kliek: kleek (Blerick, ... ), slijm: sliem (Blerick), sliêm (Blerick) Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)] III-1-2
slijm bij de nageboorte slijm: slīǝm (Blerick), slover: slǭvǝr (Blerick) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas knoei: knūi̯ (Blerick), slijm: slīm (Blerick) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijmkoek leeftong: lē̜ftǫŋ (Blerick) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slijpstaal wetstaal: wɛtstǭl (Blerick) Een ¬± 40 cm lange stalen pin, voorzien van een handvat. Het oppervlak van de pin is soms wel, soms niet geruwd. Het staal wordt gebruikt om een mes of krabber op aan te zetten. Zie afb. 2. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1