e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
knoei bloedgang:   knōi̯ (Swalmen), droesem:   knoij (Berg-en-Terblijt), knôej (Hunsel), etter:   knoeij (Meerlo), guur, kil en schraal weer:   knoeaj (Geulle, ... ), huisvuil:   knooj (Swalmen), kalveraarde:   knōj (Reuver), modder, slijk:   knáoij (Geleen), motregen, fijne regen:   knoej (Castenray, ... ), niet gladzittende zak:   knōj (Doenrade), onbruikbare voorraad:   knoaj (Guttecoven), onkruid, algemeen:   knoi̯ (Maasmechelen), knui̯ (Middelaar, ... ), knōi̯ (Swalmen), oogvuil (slaper):   knoj (Meijel), prutswerk:   knawj (Geulle), knoei (Neerharen), wa ne knoei (Groot-Loon), wa ne knoej (Hasselt), wa nə knoij (Diepenbeek), wane knoei (Zepperen), wannə knūj (Hamont), wat eine knooi (Gruitrode), wat ne knoei (Zonhoven), wat nə knuj (Zonhoven), wat ⁄ne knoei (Veldwezelt), wa⁄ne knooi (Wellen), slib, rivierbodem:   knooi (Bingelrade), knooj (Heek), slijm bij de nageboorte:   knuj (Schimmert), knūj (Ospel, ... ), slijmblaas:   knui̯ (Opitter, ... ), knōj (Grathem, ... ), knūi̯ (Blerick, ... ), uitgedroogd:   knōj (Geleen), vogelwikke:   knui̯ (Mook), vuil in sloten:   knooj (Montfort) I-11, I-5, II-1, II-7, II-8, III-1-1, III-1-2, III-1-4, III-2-1, III-2-3, III-3-1, III-4-4