e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijpsteen slijpsteen: slīpstęjn (Blerick) Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slikken doorslikken: door slikke (Blerick), doorslikke (Blerick) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim schrander: (deftig).  schrander (Blerick) schrander [SGV (1914)] III-1-4
slinken, minder worden slinken: slinke (Blerick), verminderen: vermindere (Blerick) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slip slip: haempslup (Blerick), slôp (Blerick) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over slip-over: slipeuver (Blerick), slipover (Blerick), slupover (Blerick) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas frak: frak (Blerick, ... ), geklede jas: gekleide jas (Blerick), slipjas: slipjas (Blerick), slupjas (Blerick) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas: spotnamen billentikker: billentikker (Blerick) jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous slobkous: sloepkous (Blerick, ... ), (klank tussen: o en oo).  slobkous (Blerick) slobkous [SGV (1914)] || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
sloffen sloffen: slôffe (Blerick, ... ) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2