e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuiver stuiver: stuuver (Blerick), stuver (Blerick) stuiver [SGV (1914)] || stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)] III-3-1
stuk grond plak: plak (Blerick), stuk: stø̜k (Blerick) Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.] I-8
stuk onontgonnen grond stuk hei: stø̜k hęi̯ (Blerick), zomp: zomp (Blerick) Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254] I-8
stuks -vee stuks (vee): støks (Blerick) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
suiker suiker: (lang en dof)  sokker (Blerick) suiker [SGV (1914)] III-2-3
suikerbiet onkelreub: oŋkǝlrø̄p (Blerick), suikerbiet: sǫkǝrbit (Blerick), suikerreub: sǫkǝrrø̄p (Blerick) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerbrood klontjesmik: kluuntjes mik (Blerick) brood waarin suiker gebakken wordt [N 29 (1967)] III-2-3
suikerklontje klontje: kluntje (Blerick), klontje suiker: kluntje sôkker (Blerick) klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] III-2-3
suikeroom erfoom: erfoom (Blerick), suikeroom: sookeroe-eme (Blerick), sookeroe͂me (Blerick), sòkkeroeème (Blerick), suikeroompje: sookeruumke (Blerick) erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)] III-2-2
suikertante erftante: erftante (Blerick), suikertant: sookertant (Blerick, ... ), sòkkertant(e) (Blerick) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] III-2-2