21377 |
stuiver |
stuiver:
stuuver (L269p Blerick),
stuver (L269p Blerick)
|
stuiver [SGV (1914)] || stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
plak:
plak (L269p Blerick),
stuk:
stø̜k (L269p Blerick)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
stuk hei:
stø̜k hęi̯ (L269p Blerick),
zomp:
zomp (L269p Blerick)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
stuks (vee):
støks (L269p Blerick)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
20847 |
suiker |
suiker:
(lang en dof)
sokker (L269p Blerick)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
onkelreub:
oŋkǝlrø̄p (L269p Blerick),
suikerbiet:
sǫkǝrbit (L269p Blerick),
suikerreub:
sǫkǝrrø̄p (L269p Blerick)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20785 |
suikerbrood |
klontjesmik:
kluuntjes mik (L269p Blerick)
|
brood waarin suiker gebakken wordt [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20543 |
suikerklontje |
klontje:
kluntje (L269p Blerick),
klontje suiker:
kluntje sôkker (L269p Blerick)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
erfoom:
erfoom (L269p Blerick),
suikeroom:
sookeroe-eme (L269p Blerick),
sookeroe͂me (L269p Blerick),
sòkkeroeème (L269p Blerick),
suikeroompje:
sookeruumke (L269p Blerick)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
erftante:
erftante (L269p Blerick),
suikertant:
sookertant (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
sòkkertant(e) (L269p Blerick)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|