21381 |
tolgaarder |
tolbaas:
tolbaas (L269p Blerick),
tolgaarder:
tolgaarder (L269p Blerick)
|
de beambte die tol [bijv. bij een brug] in ontvangst moet nemen [brierman, commies, tolbaas, tolgaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17859 |
tollen |
draaien wie een dop:
dreie wie einen dop (L269p Blerick)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22658 |
toneelspel |
opvoering:
oͅpv"reŋ (L269p Blerick),
spel:
speul (L269p Blerick),
toneel:
tənīəl (L269p Blerick),
uitvoering:
ūtv"reŋ (L269p Blerick)
|
Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17727 |
tonen |
tonen:
toëne (L269p Blerick),
tuine (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
tonen [SGV (1914)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tông (L269p Blerick)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
32056 |
toogpin |
pin:
pen (L269p Blerick)
|
De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
tuinbank (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] || toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
34588 |
toot |
tompen:
tø̜mp (L269p Blerick)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
haan (L269p Blerick)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
torenspits:
torespits (L269p Blerick)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|