e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trant gang: gank (Blerick), gánk (Blerick) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trap trap: ein smaal trap (Blerick) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer ledder: ledder (Blerick), leder: leijer (Blerick), luier (Blerick), trapje: trepke (Blerick), trapladder: trapladder (Blerick), trapledder: trapledder (Blerick) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trappelen trappelen: trappele (Blerick, ... ) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2
trappelende bewegingen maken dabben: dabǝ (Blerick), trippelen: trepǝlǝ (Blerick) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
traproede roede: roe (Blerick) Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)] III-2-1
trascement trascement: tras[cement] (Blerick) Cementsoort die wordt verkregen door het mengen en malen van portlandcement en tras in de verhouding 30% tras en 70% cement of 40% tras en 60% cement. Tras is een gesteente van vulcanische oorsprong. Het wordt onder meer aangetroffen in het Eifelgebergte. Volgens de invuller uit L 330 verkrijgt men uit trascement een sterke specie die waterbestendig is. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(cement)' het lemma 'Cement'. [N 30, 35b; monogr.] II-9
trechter trechter: trechter (Blerick) trechter [SGV (1914)] III-2-1
trede trede: treaje (Blerick), trɛ̄i̯ (Blerick) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] || Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] I-13, III-2-1
trein trein: trein (Blerick, ... ) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1