22466 |
vaandeldrager |
vaandrig:
vaandrig (L269p Blerick)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L269p Blerick),
rind:
rent (L269p Blerick),
reŋk (L269p Blerick),
vaars:
vārs (L269p Blerick),
vɛrs (L269p Blerick)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
handdoek:
hant˂dōk (L269p Blerick)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
25303 |
vaatje, maat van 250 liter |
vat:
⁄n vaat (L269p Blerick)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 250 liter [kwartje, meuken, okshoofd, vaatje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25283 |
vadem, maat van uitgestrekte armen |
reik:
(vroegere maat bij de slacht, vb. n reik darmen).
⁄n reik (L269p Blerick)
|
de maat die de afstand aangeeft tussen de rechter en de linkerhand bij zijdelings uitgestrekte armen (± 1,7m-1,9m) [rek, vadem, vaam] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
dǝ nalt vē̜mǝ (L269p Blerick),
ęjn nǭlt vē̜mǝ (L269p Blerick),
door de naald steken:
dōr dǝn nǭlt stē̜kǝ (L269p Blerick),
vamen:
vē̜mǝ (L269p Blerick)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
pap:
pap (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick),
als de kinderen klein zijn
pap (L269p Blerick),
papa:
kleine kinderen
pappa (L269p Blerick),
vader:
vader (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick),
grote kinderen
vader (L269p Blerick),
grotere kinderen; altijd beleefd, met gij of u
vader (L269p Blerick)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L269p Blerick)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
19454 |
vak van een kast |
vak:
vak (L269p Blerick)
|
Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24616 |
valeriaan |
valeriaan:
idiosyncr. meen me te herinneren dat men sprak van -
baldríaan (L269p Blerick)
|
Valeriaan (valeriana officinalis 50 tot 120 cm groot. De stengels zijn alleen bovenaan vertakt; de bladeren zijn groot en tegenoverstaand, ze zijn samengesteld of diep ingesneden. De bloemen zijn tweeslachtig en roze van kleur. De plant is sterk geurend [N 92 (1982)]
III-4-3
|